Logo Volk in Nood
Vlaamse noodhulp - volksnationalistisch humanitair vrijwilligerswerk - partijpolitiek ongebonden

Volk in Nood
Logo Made in Flanders
         over vin - opinie - nieuwsbrief - charter goede praktijk - PROJECTEN : - Sri Lanka - Niger -

ontwerp

charter goede praktijk PION
charter PION
Steun VIN !

Stort nu op :

IBAN
BE36 6455 0009 7881

VOLK IN NOOD VZW
POSTBUS 55
3080 TERVUREN




Bezoek de webstek van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen.

Een onuitputtelijke bron aan informatie !

Charter goede praktijk voor

Privaat Initiatief Ontwikkelingssamenwerking
en Noodhulp (PION)


ONTWERP
Opgesteld door de medewerkers van
VOLK IN NOOD vzw
PB 55 3080 TERVUREN
ta@volkinnood punt org (
"punt" vervangen door een . en spaties weglaten)
0475 606254

Overname toegelaten mits bronvermelding.

1. Noodzaak van een charter goede praktijk voor private initiatieven voor Ontwikkelingshulp en Noodhulp:
Uit de groei van het aantal private initiatieven voor ontwikkelingssamenwerking en noodhulp blijkt dat dit segment van de ontwikkelingshulp gedragen wordt door een aanzienlijk deel van de Vlaamse bevolking. Het aandeel van deze private initiatieven binnen de vanuit Vlaanderen geleverde ontwikkelings- en noodhulp is ongetwijfeld significant.
Toch is deze sector slechts in geringe mate georganiseerd. Dat houdt verband met de spontaneïteit en organische groei van deze private initiatieven, met hun kleinschaligheid en exclusieve betrokkenheid met een veelal kleine groep beneficianten, en met de overtuiging van de organiserende burgers dat de eigen organisatie een uniek antwoord brengt voor de noden van deze beneficianten.
Het lijdt evenwel geen twijfel dat indien deze private initiatieven zich zouden organiseren dit voor elke individuele organisatie een meerwaarde kan betekenen. Zo zou een collectief van private initiatieven op het beleid kunnen wegen, zal het synergiën teweeg brengen tussen private initiatieven onderling en met andere participanten aan ontwikkelingshulp of noodhulp en zou het een dienstverlenende functie kunnen hebben.
Zulk collectief heeft een identiteit nodig en om die op te bouwen dient vastgesteld wat nu precies goede praktijk is voor private initiatieven. Vanzelfsprekend moet zulk charter van goede praktijk gedragen worden door een relevant aantal private initiatieven.
Een charter goede praktijk is uiteraard ook als norm nuttig. Zelfs al is zulke handleiding niet afdwingbaar, als aanbeveling zal ze wel impact hebben en als leidraad dienen voor nieuwe en bestaande private initiatieven.
Bovendien vormt deze handleiding ook een evaluatiecriterium voor die overheden waarop private initiatieven beroep zouden doen voor betoelaging of voor die overheid die het beleid ontwikkelingssamenwerking zou willen afstemmen op de socio-economische realiteit waar de private initiatieven niet alleen numeriek aan belang winnen, maar ook inzake omzet en relevantie.
Veel belangrijker nog, middels dit charter beschikt het geefpubliek over een aantal vrij makkelijk te toetsen deugdelijkheidscriteria die de schenker in staat stellen een overwogen en juiste selectie te maken.
Ten slotte geniet ook de beneficiant van een beter ontwikkelingssamenwerking vanuit Vlaanderen en wel in die mate dat de principes in het charter neergelegd algemeen aanvaard zouden worden door de private initiatieven.

2. Wat is een Privaat Initiatief voor Ontwikkelingssamenwerking en Noodhulp?
In België bestaat geen algemeen aanvaarde definitie van het begrip Privaat Initiatief voor Ontwikkelingssamenwerking en Noodhulp. De definitie die we hanteren binnen het kader van deze handleiding is deels gebaseerd op definities uit het buitenland, deels op onze eigen ervaring.
Deze definitie is niet normatief. We willen m.a.w. gewoon vaststellen wat een PION is.
-Een PION is een structureel samenwerkingsverband tussen personen
-met als hoofddoel ontwikkelingssamenwerking of noodhulpverlening in het buitenland
-met maximaal gebruik van vrijwilligerswerk
-en niet erkend door de Belgische overheid als Niet Gouvernementele Organisatie
“structureel samenwerkingsverband tussen personen”: het gaat om een samenwerking tussen personen met een gemeenschappelijk doel. Dit gemeenschappelijk doel maakt een langere samenwerking nodig. Er is dus een zekere continuïteit. Het is ook geen samenwerkingsverband tussen organisaties.
“hoofddoel is ontwikkelingssamenwerking of/en noodhulpverlening of/en heropbouw-rehabilitatie”:
Ontwikkelingshulp of noodhulpverlening is het hoofddoel van het samenwerkingsverband. Het gaat dus niet om een vereniging die occasioneel aan ontwikkelingshulp doet naast een andere hoofdactiviteit. Hier zit een onderscheid met de Vierde Pijler. Deze omvat naast PION-organisaties ook organisaties die occasioneel aan ontwikkelingssamenwerking doen maar die in hoofdzaak een ander doel hebben. Vakbonden bijvoorbeeld ontwikkelen vaak activiteiten in ontwikkelingssamenwerking, maar dat is niet hun hoofdactiviteit.
Ontwikkelingssamenwerking zijn die humanitaire activiteiten bedoeld om ontwikkelingslanden, hun burgers en instellingen te helpen zich verder te ontwikkelen om zo de burgers van dat land een hogere levensstandaard te laten bereiken. Dit kan via directe werking in die landen, maar ook via bewustmakingsacties in eigen land. (draagvlakversterking, zogeheten Noordwerking)
De werking van een PION actief in ontwikkelingssamenwerking hoeft niet beperkt te zijn tot die landen die door het OESO erkend zijn als ontwikkelingsland. Vaak is een PION ook actief in andere landen. Kenmerkend is dat het PION de levensstandaard van de doelgroep als te laag beschouwt en dat die doelgroep zich niet in een land bevindt met hoog gemiddeld inkomen, tenzij (die status recent verworven werd of) het land zich in een toestand van duale welvaart bevindt, waarbij een deel van de bevolking niet meegeniet van de economische groei en betere levensvoorwaarden. Kroatië is zo een type voorbeeld. Het land heeft een vrij hoog gemiddeld inkomen, maar gepensioneerde landbouwers hebben er een aan de levensduurte onaangepast pensioeninkomen en indien ze louter daarop zijn aangewezen kunnen ze als noodlijdend worden beschouwd.
Noodhulp is hulpverlening voor noodsituaties veroorzaakt door rampen of door de mens veroorzaakte conflicten. (ook in het binnenland?)
“met maximaal gebruik van vrijwilligerswerk”:
Indien het PION de keuze heeft tussen verloonde medewerkers of vrijwilligers kiest het voor medewerking van vrijwilligers. Dat sluit niet uit dat sommige PIONs medewerkers in loondienst hebben. Die vormen evenwel een minderheid binnen de totale groep van medewerkers. (vastleggen bij procenten?)
“en niet erkend door de Belgische overheid als Niet Gouvernementele Organisatie in de zin van koninklijk besluit van 18 juli 1997 betreffende de erkenning en de subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties (Ngo’s) en van hun federaties”
Het PION is dus niet erkend door de Belgische Staat als Niet Gouvernementele Organisatie, en valt dus bij algemene regel buiten het stelsel van Nationale, Gemeenschaps- of Gewestsubsidiëring voor ontwikkelingssamenwerking en noodhulp. Anderzijds is het PION ook niet onderworpen aan de boekhoudkundige en beleidsmatige verplichtingen die dit meebrengt, noch is het PION onderworpen aan die mate van overheidscontroles waarvan Ngo’s wel het voorwerp zijn.
Een PION is dus in principe niet onderworpen aan overheidscontrole, noch aan richtlijnen van de overheid inzake zijn structuur en werking. Het geniet volledige handelingsvrijheid binnen de algemene wetgeving. Toch zijn een ruim aantal PIONs wel onderworpen aan overheidscontroles of overheidsrichtlijnen. Dat is bijvoorbeeld het geval indien het PION de structuur van een rechtspersoon aanneemt, of geniet van provinciale of gemeentelijke subsidies, of nog, indien het PION gerechtigd is fiscale attesten te verlenen bij schenking.

3.Charter
3.1. Een organisatiestructuur gericht op duurzaamheid
3.1.a. Ontwikkelingssamenwerking brengt verantwoordelijkheid mee. Verantwoordelijkheid ten aanzien van de beneficianten, t.a.v. de schenkers en ten aanzien van de vrijwilligers. Die drie groepen rekenen er op dat de vereniging waarin ze vertrouwen stellen geen eendagsvlieg is en goed wordt bestuurd. De vereniging heeft m.a.w. de verplichting een structuur aan te nemen die continuïteit in de hand werkt en goed bestuur mogelijk maakt.
Een feitelijke vereniging scoort hier zwak. Er is geen mogelijkheid interne twisten structureel op te lossen als de leden daar niet in voorzien hebben. Er is ook geen wettelijk georganiseerd kader voor zelfcontrole. Er is zelfs geen verplichting tot de meest elementaire voorzieningen om een goed bestuur mogelijk te maken, zoals een boekhouding.
Een groep personen die aan ontwikkelingssamenwerking wil doen organiseert zich best in de vorm van een rechtspersoon (vzw of andere) en zorgt voor een normaal functioneren van de daarin bij wet voorziene organen waardoor een democratische besluitvorming en een interne controle wordt gehandhaafd.
Dit houdt onder meer in dat het bestuur op regelmatige basis verantwoording aflegt t.a.v. de leden en deze leden voldoende informeert over de activiteiten en de financiële toestand van de vereniging zodat de leden hun controletaak kunnen uitvoeren.
Een vereniging die voldoet aan alle wettelijke verplichtingen welke haar rechtspersoonlijkheid meebrengt. (o.a. voeren van de wettelijk verplichte boekhouding, neerlegging van stukken ter griffie, publicaties in het staatsblad, jaarlijkse ledenvergadering, voorleggen van de jaarrekeningen, ledenregister) zit reeds in een behoorlijk goede structuur die op zich al een aanzet is tot goed bestuur en continuïteit.
3.1.b. Op zich volstaat dat natuurlijk niet om continuïteit te verzekeren. De vereniging moet openstaan voor vernieuwing van haar leden en bestuursleden (en dient zulke vernieuwing na te streven). Iedereen raakt vroeg of laat wel uitgeblust, en vaak leidt dit binnen een vereniging tot verstarring en uiteindelijk tot stopzetting van activiteiten. Een goede bron van vernieuwing zijn de vrijwillige medewerkers van de vereniging. Het is verstandig deze vrijwilligers meteen ook te betrekken bij het bestuur van de vereniging, hen inzage te geven in de boekhouding en inspraak te geven in de besluitvorming als zij dat wensen.
3.1.c. Continuïteit is ook onmogelijk zonder langetermijnplanning. Niet alleen voor de projecten, maar ook voor de vereniging zelf is het aangewezen een meerjarenplanning en een meerjarenbegroting op te stellen.
3.1.d. De structuur van de vereniging mag de werking evenwel niet domineren. De humanitaire werking en niet de organisatie zelf moet centraal staan en er moet zorg worden besteed aan de belangen der schenkers en beneficianten. Dezen zijn immers de voornaamste gedupeerden wanneer de vereniging middelen bestemd voor humanitaire doeleinden in te grote mate besteedt voor delging van administratiekosten. Bij wijze van algemene regel evalueren wanneer die administratiekosten excessief worden is niet eenvoudig. Er zijn de verwachtingen van de donateurs én er is de noodzakelijkheid een goed werkplatform te hebben, een stevige organisatie dus van waaruit humanitaire activiteiten worden gevoerd.
Toch moet de bescherming van de donoren en beneficianten de prioriteit blijven. Administratiekosten horen niet hoger te zijn dan 20% van de gelden ontvangen uit schenkingen en legaten, evenwel na toerekening van andere inkomsten (bv. uit renten of verkoop) op deze administratiekosten. Daarenboven is dit percentage op jaarbasis niet relevant. Er dient gekeken naar een gemiddelde administratiekost over 5 jaar, om eenmalige zware administratieve uitgaven uit te vlakken. Het in oogmerk nemen van inkomsten uit overheidssubsidies voor projecten om de massa van inkomsten te berekenen in deze oefening is niet echt eerlijk en kan de donoren slechts een vertekend beeld bieden over het ware gebruik van hun schenkingen. Het komt de overheid die een project subsidieert toe limieten te stellen aan de administratieve kosten die een organisatie mag toerekenen op dat project. Dergelijke administratieve kosten zijn per definitie projectkosten.
Deze 20% is een bovengrens. De vereniging streeft evenwel naar een zo laag mogelijke administratiekosten. Dat is ook wat de donor verwacht. Maar belangrijker dan deze bovengrens is een duidelijke communicatie met de donor. Het laatste woord is uiteraard aan die donor. Zij of hij kiest welke organisatie de schenking ontvangt en heeft daartoe juiste informatie nodig. Het is de plicht van de organisatie de donor juist te informeren over het percentage administratiekost dat met de gift zal worden gedekt.
3.1.e. Uiteraard zal de vereniging aan alle algemene wettelijke verplichtingen moeten voldoen. Dat zijn er ondertussen voor een rechtspersoon behoorlijk wat. Het is dan ook aan te raden dat de organisatie die deze knowhow niet in huis heeft zich hier laat adviseren.
Bovendien zal de organisatie ook, met het oog op continuïteit en goed bestuur nagaan of er buiten de wettelijke verplichtingen geen andere voorzieningen nodig blijken:
-Zo zal de vereniging ingeval dat nuttig is een contractuele en extracontractuele aansprake-lijkheidsverzekering aangaan, en zal ze zich tot passieve of actieve rechtsbijstand verzekeren.
-Zo ook zal de vereniging nagaan of een externe controle, zelfs al zou die niet wettelijk verplicht zijn (grotere vzw) geen meerwaarde kan brengen. Een externe audit m.b.t. de boekhouding, financieel beleid en structuren is niet alleen een bijkomende verzekering t.a.v. de donoren, maar vooral een nuttig instrument om de werking van de organisatie te verbeteren. Deze externe audit dient minstens ook de boekhouding van de buitenlandse projecten te omvatten, hetzij deze in eigen beheer, hetzij deze die via een lokale partner worden gevoerd. (probleem staving stukken buitenland) (probleem doorlichting project kwalitatief via louter narratief verslag) (prijs 1200 of meer)
De wettelijke verplichtingen van een rechtspersoon, of in meer algemene zin de voorzieningen welke een PION dient te nemen om haar goed bestuur te verzekeren zijn op zich al een hele opdracht. Het PION kan er dan ook voor kiezen een deel van die taken uit te besteden aan een andere humanitaire organisatie en zich te beperken tot een deelaspect van humanitaire werking zoals fondsenwerving.
3.2. Zorg voor vrijwilligers
Vrijwilligerswerk is de zuurstof voor het PION. Het is een wezenskenmerk van de sector. De organisatie zal dan ook bijzondere aandacht besteden aan deze groep vrijwillige medewerkers, ervoor zorgen dat de vrijwilliger haar of zijn inzet onder de best mogelijke omstandigheden kan uitvoeren, en dat de vrijwilliger, zo zij of hij dat wenst, betrokken wordt bij de beslissingen binnen de vereniging.
3.2.a. Vrijwillig of betaald
Er bestaat bij de Vlaamse bevolking zeker bereidheid tot vrijwillige inzet voor het goede doel. De organisatie maakt daar in de grootst mogelijke mate gebruik van en gaat uit van de overtuiging dat vrijwillig werk in niets moet onderdoen voor betaald werk. Indien de organisatie de keuze heeft tussen een niet verloond medewerker en een betaalde kracht voor het invullen van een bepaalde taak gaat de keuze naar vrijwillig werk.
3.2.b Gebruik van vrijwilligerswerk brengt specifieke verplichtingen mee
Het Pion zal ook voldoen aan alle wettelijke verplichtingen welke inzet van vrijwilligerswerk meebrengt en zich daarover informeren:
- de regelingen m.b.t. onkostenvergoedingen (minima-maxima, forfaitair of terugbetaling van werkelijk gemaakte kosten, nominatieve lijst, kilometerstaat)
- informatieplicht tav.de vrijwilliger (overweeg aanbeveling vrijwilligerscontract gestandaardiseerd, jobomschrijving, werkuren etc…)
-toepassingen van het arbeidsrecht op vrijwilligerswerk (vrijwilligersregister, arbeidsreglement, zondagsrust en andere)
-specifieke regelgeving m.b.t. vrijwilligerswerk door vreemdelingen, personen met RVA uitkering, leefloners, minderjarigen, personen met uitkering ziekenfonds en arbeidsongeschikten
Deze wettelijke verplichtingen creëren een kader ter bescherming van de vrijwilliger. Toch vertoont de wetgeving een opmerkelijke leemte inzake door rechtspersonen af te sluiten verzekeringen.
De wetgeving voorziet hier in een minimale bescherming van de vrijwilliger. Alleen de rechtspersoon voor wie de vrijwilliger werkt is aansprakelijk voor schade die deze vrijwilliger zou veroorzaken in de uitoefening van haar of zijn taak. Deze rechtspersoon is bij wet verplicht een verzekering extracontractuele burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten voor schade die haar vrijwilligers aan derden zouden veroorzaken. Vrijwilligers die actief zijn in feitelijke verenigingen genieten deze bescherming in de regel niet, en ook de bestuurder-vrijwilliger in een rechtspersoon heeft geen immuniteit voor schadeclaims door derden.
De wetgeving is dus weliswaar een aanzet tot bescherming van de vrijwilliger, maar volstaat absoluut niet. De vereniging zal dan ook niet alleen bij wet verplichte verzekeringen moeten afsluiten om de bescherming van haar vrijwilligers te vervolledigen. Minimaal zal de vereniging er bijkomend over waken dat de bestuurder vrijwilliger verzekerd is voor schade aan derden en dat beide de vrijwilliger en bestuurder vrijwilliger genieten van een arbeidsongevallenverzekering en een passieve rechtsbijstandsverzekering. Naargelang de noden kunnen onder andere ook een verzekering contractuele aansprakelijkheid en een ad hoc verzekering voor door de vrijwilliger gebruikte eigen materialen worden overwogen.
De vereniging dient voldoende zorg te besteden aan de onderhandeling van de verzekeringscontracten en de nazorg ervan. Verzekeringen zijn een technische moeilijk onderwerp en professioneel advies zoals dat van de Provinciale Steunpunten Vrijwilligerswerk zijn geen overbodige luxe. Onaangename verrassingen zoals een arbeidsongevallenverzekering die geen activiteiten in het doelland zou dekken worden zo vermeden.
Het PION zal er vooral voor zorgen dat de vrijwilliger een afdoende omkadering heeft. Zo zal het PION voorzien in opleidingen voor de vrijwilligers m.b.t. de werkopdrachten.
Voor buitenlandse missies krijgt die omkadering extra aandacht.
Uiteraard worden vrijwilligers nooit in gevaarlijke situaties geplaatst. Het PION zal zich terdege informeren over de specifieke risico’s –zoals criminaliteit, ziekte, oorlogsgebied, corruptie- voor haar vrijwilligers in het doelland en daar bij de opdrachten rekening mee houden en er de vrijwilliger terdege op voorbereiden. Er wordt zeker aandacht besteedt aan de specifieke culturele omstandigheden en gevoeligheden in het doelland. Het PION zal er ook voor zorgen dat aan alle wettelijke verplichtingen in het doelland wordt voldaan. Is er visumplicht, bestaat de verplichting voor internationaal paspoort, aanvaardt het doelland inzet van buitenlands vrijwilligerswerk, is er verplichting of noodzaak aan inentingen.
Het PION zal de vrijwilliger op missie steeds voldoende back-up bieden. Bij voorkeur heeft de vrijwilliger in het buitenland een structuur of personen ter beschikking waarop zij/hij kan terugvallen indien er problemen zijn. Rechtsbijstand bijvoorbeeld is in een aantal landen geen overbodige luxe. Ook de communicatie van het PION met de vrijwilliger op missie dient gewaarborgd.
Net als de organisatie heeft de vrijwilliger door haar of zijn engagement een verplichting tav. de beneficianten. De vrijwilliger moet zich daarvan goed bewust zijn. De omkadering door de vereniging stelt de vrijwilliger in staat die verplichtingen waar te maken. Deze omkadering is niet alleen technisch, maar omvat ook een vertaling van de ethische verplichtingen die vrijwilligerswerk in ontwikkelingshulp meebrengt naar de concrete werksituatie van de vrijwilliger.
Betrekken bij bestuur –uitwerken?
3.3. De relatie met de private schenkers
De projecten van een PION zijn in hoge mate afhankelijk van private schenkingen. Het PION heeft immers geen toegang tot de belangrijkste overheidssubsidielijnen voor ontwikkelingssamenwerking en noodhulp. Private schenkingen zijn samen met de vrijwilligers wellicht de belangrijkste werkingsmiddelen voor een PION
3.3.a. Open communicatie
De schenker moet een zo groot mogelijke vrijheid worden gegeven bij het maken van haar of zijn beslissing en bij de evaluatie van de met de schenking gerealiseerde activiteiten. Het PION zal daar in de communicatie met de schenker rekening mee houden, zowel voor als na de schenking:
- het PION zal wanneer het een oproep tot schenking doet aan het publiek, duidelijkheid verschaffen over het aandeel van de gift dat aan administratiekosten zal worden besteed. Daarbij gaat het vanzelfsprekend niet alleen om administratiekosten om de gift boekhoudkundig te verwerken, maar om het aandeel van alle administratiekosten van het PION in de gift.
- bij een oproep tot schenking aan het publiek zal het PION aangeven voor welke humanitaire specifieke onderneming de gift zal worden gebruikt en wat de concrete doelstellingen zijn van die onderneming.
- Het PION zal zich onthouden van technieken die in overdreven mate beroep doen op emoties bij het geefpubliek. De rationele beoordelingsvrijheid van de donor mag niet bewust worden aangetast. Het evenwicht tussen beroep op gevoelens van menslievendheid bij het geefpubliek en de objectieve informatie waarop de potentiële schenker recht heeft is niet eenvoudig en behoort tot de moeilijkste opdrachten van een PION. Ook de noodlijdenden hebben rechten in deze aangelegenheid. Zij mogen in publicaties niet worden gedegradeerd tot objecten met spektakelwaarde maar zullen worden voorgesteld als wat ze zijn: mensen in een noodsituatie maar ook mensen met eigen kunnen, met eigen persoonlijkheid en met hoop op een betere toekomst.
- Het PION stelt zijn boekhouding open voor het publiek en zorgt ervoor dat die boekhouding het ruime publiek toelaat een grondige analyse te maken van de wijze waarop de gift werd besteed. M.a.w. de boekhouding beschikbaar voor inzage is voldoende gedetailleerd en toegankelijk en verschaft ook gedetailleerd inzicht in de inkomsten en uitgaven per project. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de administratiekost en aan de kosten gemaakt voor de fondsenwerving.
- Samen met de boekhouding stelt het PION ook een narratief verslag per project ter beschikking van het publiek. Daarbij worden de uitgezette doelstellingen open getoetst aan de realisaties. Het PION communiceert ook ingeval die doelstellingen niet werden gehaald of indien de ingewonnen giften voor een ander humanitair doel dan het vooropgezette werden aangewend.
3.3.b. Kosten van fondsenwerving
Vanzelfsprekend dienen de kosten voor fondsenwerving bij het publiek in een gezonde verhouding te staan met de opbrengsten uit giften. De Belgische overheid beschouwt m.b.t. het gunningsbeleid fiscale attesten een aandeel van 30 procent aan kosten voor fondsenwerving in de bruto inkomsten aan donaties als limiet. Daarbij wordt dat procent berekend op basis van een driejaarlijks gemiddelde. De PION zal in geen geval die limiet overschrijden en streven naar een zo laag mogelijke reclamekost.
3.3.c. Ander gebruik van donaties dan deze die het publiek werd aangekondigd
Een kenmerk van het PION is dat het nauwelijks is gebonden door regelgeving inzake de wijze waarop het zijn projecten kiest en uitvoert. Het PION is flexibel en kan een project tijdig aanpassen aan wijzigende omstandigheden. Deze flexibiliteit is een niet te onderschatten meerwaarde. Anderzijds kan er een conflict ontstaan tussen een gewijzigd project en wat de private schenker als doel van zijn gift werd medegedeeld. In alle geval wordt die schenker over de wijziging van het project geïnformeerd en zorgt het PION ervoor dat, zo mogelijk, de andere besteding van de gift het oorspronkelijke doel zo sterk als mogelijk benadert.
De verkregen giften dienen in alle geval binnen een redelijke periode humanitair te worden ingezet indien de organisatie zou genoodzaakt zijn het project waarvoor de schenking gebeurde af te lasten en indien daarbij niet meteen in een nieuw project wordt voorzien. Te vermijden is dat de vereniging giften op langere termijn zou bewaren bij wijze van belegging. De vereniging kan uiteraard wel een reserve opbouwen voor noodhulp of voor grotere geplande projecten.

3.4. Projectwerking
Het PION heeft een grote handelingsvrijheid. Het is, in de mate dat het geen overheidssubsidies ontvangt ook niet gebonden door regelgeving van die overheid m.b.t. haar projectwerking. Het kan in veel ruimere mate en sneller dan overheden of gesubsidieerde Ngo’s inspelen op wijzigen in de behoeften van de beneficianten, en het is niet aangewezen op de soms loodzware en tijdrovende administratieve procedures nodig voor overheidsbetoelaging. Het PION staat ook los van het politieke beslissingsproces dat soms weegt op gesubsidieerde ontwikkelingshulp en is niet gebonden door opportuniteitsoordelen van die overheid.
Deze handelingsvrijheid maakt van het PION een onontbeerlijke schakel in noodhulpverlening en ontwikkelingssamenwerking. Vaak zal het actief zijn in “humanitaire nichemarkten”. Een voorbeeld: de alerte reacties van West-Europese PIONS bij het begin van of bij nieuwe ontwikkelingen in de Balkanoorlogen en de aanwezigheid van die PIONS op het terrein op een ogenblik dat bilaterale of multilaterale noodhulp zich nog moest organiseren heeft ontegenzeggelijk duizenden mensenlevens gered. Daarbij waren PIONS uit Duitsland, Italië, Oostenrijk, Nederland én Vlaanderen toonaangevend.
Die grote handelingsvrijheid betekent echter geenszins dat er geen verantwoordelijkheid bestaat t.a.v. donoren en beneficianten. Integendeel. Ook het PION heeft de plicht kwaliteitscriteria te handhaven bij noodhulp en ontwikkelingshulp.
3.4.a. Humanitaire premisse
De hulpverlening aan noodlijdenden is de grondmotivatie van het PION. Alle activiteiten of standpunten zijn daar op gericht en zijn er ondergeschikt aan.
- Het enige criterium voor humanitaire hulpverlening is de nood van de beneficiant. De hulpverlening kan dus geen noodlijdenden uitsluiten op grond van hun nationaliteit, religie, ras, politieke overtuiging of enig ander irrelevant criterium. Noch mag humanitaire hulp afhankelijk worden gemaakt van het toetreden van beneficiant tot een politieke of religieuze overtuiging of van het opgeven van haar of zijn culturele identiteit.
- Het PION verdedigt actief zijn onafhankelijkheid van politieke overheden en private belangengroepen. Voorwaarden opgelegd door grote donoren of door politieke overheden worden slechts geaccepteerd indien en in die mate dat ze relevant zijn voor hulpverlening aan de noodlijdenden.
- minderhedenrechten? Projecten Gender mainstreamed? Noot Hans:” dat laatste lijkt me onontbeerlijk”.
3.4.b. Duurzaamheid
Het PION streeft er bij planning en uitvoering van ontwikkelingsprojecten of bij noodhulpverlening naar deze te kaderen in een programma van doelstellingen waarbij het, individueel of in samenwerking met andere actoren probeert de levenssituatie van de doelgroepen op een permanente en omvattende wijze te verbeteren. Daarbij is het dus van belang de zelfredzaamheid van de doelgroep uit te bouwen en te versterken en er naar te streven dat de verleende humanitaire hulp op termijn overbodig wordt. In geen geval worden de voor de doelgroep beschikbare hulpmiddelen voor toekomstige ontwikkeling aangetast.
- Het PION voorziet bij de projectplanning de noodzakelijke technische en financiële middelen en volgt de geëigende methodologie. (quid) Het project wordt realistisch begroot, en indien noodzakelijk wordt ook voorzien in een meerjarenbegroting in overeenstemming met de te verwachten geldelijke inkomsten van het PION.
- Omdat die verbetering van de levensstandaard van de beneficianten permanent moet zijn zal het PION er bij de projectplanning naar streven dat de projecten ook na de projectperiode financierbaar blijven en dat hun bestuur en goede werking ook voor de toekomst verzekerd zijn, zolang tenminste die goede werking bij kan dragen tot de verbetering van de levensstandaard der beneficianten, zolang dus het project relevant blijft.
Er dient dus betracht dat, in de mate van het mogelijke, het project self sufficient wordt na de projectperiode of dat in meer algemene zin de lokale partner die er de werking van verderzet in staat is het project verder te financieren en te leiden. In zoverre dat zulks onmogelijk zou blijken dient het PION de nodige voorzieningen te nemen om de financiering en een goede werking van het project verlengd te begeleiden.
- Om een ontwikkelingsprogramma uit te voeren zal het PION samenwerkingsverbanden met andere actoren uitbouwen. Ontwikkelingsprojecten en noodhulpprojecten worden indien mogelijk plaatselijk zo ruim als mogelijk gecoördineerd en geïntegreerd met de overheden in het doelland, met de civiele maatschappij en met de private sector. Zo worden bij aankoop van diensten en goederen in de aanbestedingen rekening gehouden met positieve spin-offs voor de lokale markt in het doelland en gaat de voorkeur naar lokale producten en lokaal personeel. Zo ook wordt bij de projectplanning gescout of geen andere organisaties in het doelgebied actief zijn, en of met hun activiteiten geen synergie kan worden uitgebouwd.
- Een onontbeerlijk instrument voor de duurzaamheid van een project is het samenwerkingsverband met een lokale partner. Het PION zal zo nodig deze lokale partner helpen bij het uitbouwen van zijn structuren en goede werking, en zal met zijn inspraak het project plannen en uitvoeren waarbij op basis van gelijkheid aan het project wordt gewerkt. De uitvoering, werking en uiteindelijk ook de eigendom van het project wordt in de hoogst mogelijke mate toevertrouwd aan deze lokale partner . Hij wordt voorbereid en opgeleid opdat hij na de projectperiode autonoom de werking kan verderzetten. De lokale partner staat bij voorkeur dicht bij de doelgroep, in een optimaal scenario is het een initiatief van de doelgroep. Op deze wijze rendeert de capaciteitsversterking maximaal en wordt het project ook door de doelgroep aanvaard en gesteund.
- Deze capaciteitsversterking beperkt zich niet tot de lokale partner. Het ontwikkelingsproject omvat als mogelijk ook capaciteitsversterkende elementen t.a.v. de gehele groep beneficianten of t.a.v. de plaatselijke samenleving in haar geheel.
3.4.c. Ethiek
- Het PION kan vaak in hoge mate rekenen op het vertrouwen van de doelgroep en de lokale bevolking. De vrijwillige en onbetaalde inzet van het PION werken motiverend. Het PION heeft dan ook doorgaans een bijzondere positie binnen de plaatselijke gemeenschap en wordt vaak in vertrouwen genomen. Die positie brengt ook specifieke verantwoordelijkheden mee. Het PION handelt binnen een strikte ethische code. Zo bijvoorbeeld zal het “caritatief toerisme” ontmoedigen, zal het er zich voor hoeden zelfs nog maar de schijn te wekken dat het of haar vrijwilligers persoonlijk materieel voordeel halen uit de ontwikkelingshulp en zal het vermijden dat haar handelswijze of die van zijn vrijwilligers aanleiding kunnen geven tot opspraak. Het PION respecteert cultuur en gebruik in het doelland. Vrijwilligers worden dienaangaande voorbereid en gescreend.

Tervuren, 10/8/2011



laatst aangepast op 27-08-15 © Volki in Nood vzw